Een korte geschiedenis van het Nederlands in Afrika
In deze context is het schoolonderwijs voor Vlamingen kinderen die opgroeien in Congo verdienen ook aandacht. Waar kinderen in Vlaanderen sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw (delen van) hun onderwijs in het Nederlands konden krijgen, waren ze in Congo tot 1948 verplicht om naar Franstalige basisscholen en middelbare scholen (voor blanken) te gaan. scholen werden opgesplitst in een Franstalige en een Nederlandstalige sectie. In 1956 hadden slechts vierentwintig van de drieënveertig basisscholen voor blanken in de hele uitgestrekte kolonie, en acht van de vijfentwintig middelbare scholen een aparte Franstalige en Nederlandstalige afdeling (De Wilde 1958: 83 ).
In de jaren vijftig protesteerde een Congolese elite tegen het decreet van 1957 voor de tweetaligheid van de rechtbanken en de voorbereiding van een soortgelijk decreet voor de administratie. Ze vreesden dat de sociale en economische emancipatie waarvoor ze zo lang hadden moeten strijden en waarvan de laatste integratie van meer Congolezen in het koloniale bestuur een eerste succes was geweest, nu zou worden opgeheven. Ondanks enkele, zeer plaatselijke uitzonderingen, hadden de Congolezen nooit Nederlands onderwezen op de koloniale scholen voor hen, waarbij Franse en Afrikaanse talen vanaf het begin de enige mediums en vakken van onderwijs waren. Als het Nederlands een officiële, en dus afdwingbare taal zou worden naast het Frans in de koloniale samenleving, zouden Congolese griffiers banen en carrièremogelijkheden worden geweigerd, aangezien ze de Vlaamse kolonialen niet zouden kunnen dienen. Tijdens een vergadering van de Regeringsraad in Leopoldstad in december 1957 voerde de Congolese vertegenwoordiger Anekonzapa aan:
Het taalconflict is een Belgisch grootstedelijk iets. We willen er niets van. We zien daarin een groot gevaar en eisen een officiële garantie dat de Vlaamse taal ons nooit zal worden opgelegd.
Toen deze Congolese elite opstond om na juni 1960 de bestuursorganen van het nieuwe onafhankelijke Congo samen te stellen, hun aanstoot aan de vroegere Vlaamse aanspraken manifesteerde zich onmiddellijk. Zo werden in september 1960 eerdere Vlaamse inspanningen, die niet minder dan vier jaar van discussies en debatten hadden geduurd, om de Universiteit van Elisabethstad tweetalig te maken, met één pennenstreek beknot, waarbij de statuten werden gewijzigd om duidelijk aan te geven dat het Frans zou worden. de enige onderwijstaal aan de universiteit (Govaerts 2010). Ten tweede maakte de nieuwe regering op 7 januari 1961 een circulaire bekend waarin werd bevolen het Nederlands uit alle officiële documenten te verwijderen, evenals uit aankondigingen, berichten en wegwijzers in openbare plaatsen, en om ze te vervangen door eentalige Franse (Matumele 1987: 189; Kazadi 1987: 152).
Kruispunten en kruisinvloeden
Tijdens de Belgische politieke debatten van 1908 over het Koloniaal Handvest voerden parlementslid Adelfons Henderickx en anderen aan dat Congo uiteindelijk bevolkt door een meerderheid van de Belgen uit Vlaanderen, waar destijds de geboortecijfers enorm hoog waren en de banen schaars. Henderickx verwachtte ook dat er een demografische bijdrage zou komen van andere kolonisten van de Nederlandse stam, waaronder vooral de Nederlandse Afrikaanders, die hij kwalificeerde als een vasthoudend ras. Hij verwees naar onderhandelingen die al hadden plaatsgevonden tussen Afrikaners die sinds 1874 in Angola wonen, maar ontevreden waren over de Portugese overheersing (Stassen 2009, 2015), en de Belgische koloniale autoriteiten, met als doel hun permanente vestiging in het zuidwesten van Congo te organiseren. Henderickx zei dat dit project werd beknot door de dood van een van de Afrikaner-leiders, maar dat, als het nieuw leven wilde worden ingeblazen, men niet zou vergeten dat ze de voorwaarde hadden gesteld dat de Nederlandse taal waartoe de Boeren zo zijn aangehecht, zou in Congo dezelfde rechten moeten hebben als Fransen. ”
In 1912, de latere Zuid-Afrikaanse premier DF Malan maakte een reis naar de Rhodesias om de situatie van Afrikaners die zich daar hadden gevestigd te beoordelen (Roux 1988), met name die van zijn medeleden van de Nederlands Hervormde Kerk (Korf 2010, Malan 1914). Het viel hem op dat bijna alle Afrikaner families die hij ontmoette verder naar het noorden wilden migreren naar Belgisch Congo vanwege de nieuwe officiële status die Nederlanders daar hadden verworven sinds het Charter van 1908. Malan zelf pleitte in plaats daarvan voor een Afrikaner strijd voor de erkenning van het Nederlands als co-officiële taal (naast Engels) in de Rhodesias. Hij voerde aan dat dit een verenigde, aaneengeschakelde Nederlandstalige zone mogelijk zou maken in heel Afrika bezuiden de Sahara:
Als Rhodesië nu dezelfde rechten op de taal zou verlenen van een belangrijk deel van de bevolking, zou de Nederlandse taal de officiële taal van het continent zijn van Kaapstad tot aan de Ubangi-rivier, die tot aan de grenzen van Soedan ligt, dwz een afstand van 3000 mijl (1914: 37).
Malans visie van een etnolinguïstische broederschap liep nauw samen met die van Henderickx en zijn collegas in het Belgische parlement. Ook zij droomden openlijk van een grote natie van Nederlandstaligen die zich aaneengesloten verspreidde van de evenaar tot aan de zuidpunt van het Afrikaanse continent.
Rond dezelfde tijd, in 1914, deed de Belgische politicus Louis Franck een reis naar Afrika om zijn kennis van het continent en het koloniale beleid aan te scherpen. Opmerkelijk genoeg bracht zijn reis hem eerst naar Zuid-Afrika. In Kaapstad, Stellenbosch en Pretoria hield hij toespraken voor publiek van Afrikaners over de Vlaamse strijd voor taalgelijkheid in België, die de Afrikaners allemaal met groot enthousiasme ontvingen (Walraet 1952: 331). Hij was de persoonlijke gast van D.F. Malan, evenals van de latere premiers J. Smuts en J.B.M. Hertzog en ex-president M.T. Steyn. Met elk van deze politieke denkers voerde hij gesprekken over taalkwesties, Vlaams-Afrikaner identiteit en hun geloof in de wenselijkheid van rassenscheiding. Vanuit Zuid-Afrika reisde hij in noordelijke richting door de Rhodesias naar Katanga in Belgisch Congo, een route die sterk doet denken aan de route die Malan twee jaar eerder had gekozen.
Louis Franck werd minister van Koloniën in 1918 en bleef in functie. tot 1924. Zijn Zuid-Afrikaanse ervaringen hebben zijn koloniale beleid aanzienlijk beïnvloed. Hij verwees nogal optimistisch naar het Koloniaal Handvest van 1908, met het argument dat de Vlamingen in Congo nu exact dezelfde taalrechten hadden als in België (Franck 1929: 1), en de mogelijkheid genoten om de administratie en de rechtbanken in hun eigen taal aan te spreken. situaties (wat niet het geval was). Hij voegde eraan toe dat deze volledige en echte officiële status van het Nederlands ook de oren van zijn vriend Jan Smuts in Zuid-Afrika had bereikt. Hij meldde dat Smuts in werkelijk verheven bewoordingen had gereageerd:
op een dag zorgde dit ervoor dat de vooraanstaande Zuid-Afrikaanse staatsman generaal Smuts zei dat de Nederlandse taal van de Kaap tot de evenaar was gestegen tot de rang van officiële taal. (Franck 1929: 1)
Concluderend, de geschiedenis van het Nederlands in koloniaal Afrika ontvouwt zich in principe langs twee verschillende sporen in twee verschillende delen van het continent, het ene in Belgisch Congo en het andere in Zuid-Afrika. Maar er waren opmerkelijke kruisverwijzingen. tussen historische gebeurtenissen op elke track, a en momenten waarop de actoren elkaars denken informeerden en sterk beïnvloedden. In de beperkte ruimte die ik hier heb, heb ik hier slechts enkele voorbeelden van kunnen aanwijzen, maar ik hoop de interesse van de lezer te hebben gewekt voor dit weinig bekende deel van het verleden van Afrika.
Michael Meeuwis studeerde Afrikaanse geschiedenis & Filologie aan de Universiteit Gent en algemene taalkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Antwerpen. Hij promoveerde in 1997 aan de Universiteit Antwerpen op een proefschrift over de sociolinguïstiek van de Congolese gemeenschap in Vlaanderen, waarna hij hoogleraar antropologische taalkunde was aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2002 is hij professor Afrikaanse talen aan de Universiteit Gent, waar hij Lingala doceert, evenals cursussen over de geschiedenis van de koloniale en missionaire taalkunde in Afrika. Hij publiceerde veel over de grammatica en politieke geschiedenis van de Lingala, de Zuid-Afrikaanse sociolinguïstiek, de geschiedenis van de wetenschap van de taalkunde in Afrika, de missionaire taalkunde in Belgisch Congo en het Afrikaanse koloniale en huidige taalbeleid. Zijn publicatielijst kan worden geraadpleegd op
Dit verslag is gebaseerd op een reeks meer gedetailleerde wetenschappelijke artikelen die Michael Meeuwis de afgelopen jaren (mede) heeft geschreven, namelijk Meeuwis (2007, 2011a, b, 2015a , b, 2016) en Jaspers & Meeuwis (2018).
BAND. 1956. De taalregeling in Kongo: Documenten. Leopoldville: Band.
Boon, J. 1946. Joris van Geel, een Vlaamsch martelaar in het oud-koninkrijk Kongo (1617-1652). Tielt: Lannoo.
Deumert, A. 2004. Taalstandaardisatie en taalverandering: de dynamiek van Kaaps Nederlands. Amsterdam: Benjamins.
du Plessis, T. 1986. Afrikaans in beweging. Bloemfontein: Patmos.
Franck, L. 1929. La question des langues au Congo. Le Flambeau 12 (9): 1-9.
Govaerts, B. 2007. Wilfried Borms in Belgisch-Congo: Een eenmansgevecht voor het Nederlands in de kolonie? Wetenschappelijke Tijdingen 66 (1): 6-33.
-. 2008. De zaak van Rechter Grootaert en de strijd om het Nederlands in Belgisch-Congo. Wetenschappelijke Tijdingen 67 (1): 7-46.
Heyse, T. 1955-1957. Congo Belge et Ruanda-Urundi: Notes de droit public et commentaires de la Charte Coloniale, Volume II. Brussel: G. Van Campenhout.
Jaspers, J. & M. Meeuwis. 2018. ‘We hebben geen ander Afrikaans nodig’: adequaatheid en onderscheiding in het Zuid-Afrikaanse en Vlaamse taalbeleid. Sociolinguïstische studies 12 (3).
Kannemeyer, J.C. 1974. Die Afrikaanse bewegings.Pretoria: Academica.
Kazadi, N. 1987. Gratis lezing over een Zaïriaans taalbeleid. Linguistics and Human Sciences 27: 150-155.
Kita, P.K.M. 1982. Kolonisatie en onderwijs: het geval van Zaïre voor 1960. Bukavu: Ceruki.
Korf, L. 2010. D.F. Malan: een politieke biografie. PhD, Universiteit van Stellenbosch.
Malengreau, G. 1953. Over het gebruik van talen bij gerechtigheid in Congo. Journals des Tribunaux dOutre-Mer 4 (31): 3-6.
Matumele, M.M. 1987. Nationale talen in het openbaar bestuur. Linguistics and Human Sciences 27: 186-190.
Meeuwis, M. 2007. Meertaligheid als onrecht: Afrikaanse claims op koloniaal taalbeleid in Belgisch Congo. In meertaligheid en uitsluiting: beleid, praktijk en vooruitzichten, ed. P. Cuvelier et al., 117-131. Pretoria: Van Schaik.
-. 2011a. Tweetalige ongelijkheid: taalrechten en rechteloosheid in de late Belgische kolonisatie. Journal of Pragmatics 43 (5): 1279-1287.
-. 2011b. De oorsprong van het Belgische koloniale taalbeleid in Congo. Language Matters 42 (2): 190-206.
-. 2016. Taalstrijd in Afrika: het taalwetsartikel in het Koloniaal Charter van 1908 en de strijd van de Vlamingen en Afrikaners voor het Nederlands in Afrika tot 1960. Wetenschappelijke Tijdingen 75 (1): 27-61.
Ponelis, FA 1993. De ontwikkeling van het Afrikaans. Frankfurt: Lang.
-. 2005. Nederlands in Afrika: Het Afrikaans. In Wereldnederlands, red. N. Van der Sijs, 15-30. Den Haag: Sdu.
Roberge, P.T. 2002. Afrikaans: de oorsprong in overweging nemen. In Taal in Zuid-Afrika, ed. R. Mesthrie, 79-103. Cambridge: Cambridge UP.
Roux, J.P. 1988. Die Nederduitse Gereformeerde Kerk in Zambië, 1895-1975. PhD, Universiteit van Pretoria.
Senelle, R. & E. Clément. 2009. Leopold II en het Koloniaal Handvest (1885-1908). Wavre: Mols.
Stassen, N. 2009. Afrikaners in Angola: 1928-1975. Pretoria: Protea.
-. 2015. Die Dorslandtrek, 1874-1881. Pretoria: Protea.
Steyn, J.C. 1996. Afrikanernationalisme en de keuze tussen Afrikaans en Nederlands als cultuurtaal. South African Journal of Linguistics 14 (1): 7-24.
-. 2009. Die Afrikaans van die Bybelvertaling van 1933. Acta Theologica 29: 130-156.
-. 2014. Ons gaan ʼn taal maak ’: Afrikaans sedert die Patriot-jare. Pretoria: Kraal.
Van Bilsen, A.A.J. 1949. Voor een koloniale taalpolitiek: Demographische taaldruk uit België. Uit Spectator 18 februari 1949: 4.
Van der Sijs, N. 2004. Taal als mensenwerk: Het ontstaan van het ABN. Den Haag: Sdu Uitgevers.
van Rensburg, C. 2015. Een gestandaardiseerde versie van het Afrikaans maken, de eerste 50 jaar. Tydskrif vir Geesteswetenskappe 55 (3): 319-342.
Walraet, M. 1952. Franck, Louis. In Biographie Coloniale Belge III, 325-343. Brussel: Institut Royal Colonial Belge.
Wils, L. 1977. De taalpolitiek van Willem I. Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 92 (1): 81-87.
-. 1985. De taalpolitiek van Willem I. Wetenschappelijke Tijdingen 4 (44): 193-201.
Ik negeer de Vlaamse missionarissen die in de 17e eeuw naar het Kongo-koninkrijk reisden, Joris van Geel en Erasmus van Veurne ( Boon 1946), vanwege de niet-structurele aanwezigheid van het Nederlands die dit met zich meebracht voor de regio.
Zie voor puur linguïstische verslagen van de geschiedenis van het Afrikaans Roberge (2002) en van Sluijs (2013).
Section 137 van de “South Africa Act” van 1909.
Van Bilsen (1949) schreef dat in 1949 niet minder dan 70% van alle missionarissen in Congo Vlamingen waren.
Artikel 3 van het Koloniaal Handvest, officieel de “Bestuurswet van Belgisch Congo van 18 oktober 1908”.
Zie voor een overzicht van deze reacties de speciale uitgave van 1956 van de Vlaamse koloniale tijdschrift Band, evenals Govaerts (2007, 2008, 2010) en Meeuwis (2016).
Voor de Congolese bevolking werd een dergelijk taaldecreet nooit uitgevaardigd.
Scholen bleven raciaal gescheiden tot l 1952, toen gemengde scholen officieel mogelijk werden gemaakt (Heyse 1955-1957: 520; Kita 1982), maar waarna velen in de praktijk nog steeds gescheiden bleven.
Notulen van de vergadering van de Regeringsraad (Leopoldstad) van 31 december 1957.
Al deze citaten zijn uit de originele notulen van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers.