Romaanse talen

Romaanse talen, groep talen die behoren tot de Italic subfamilie van de Indo-Europese talenfamilie (zie Italic talen). Ze worden ook wel Romaans genoemd en worden door ongeveer 670 miljoen mensen in vele delen van de wereld gesproken, maar voornamelijk in Europa en het westelijk halfrond. Tot de belangrijkste Romaanse talen behoren Catalaans, Frans, Italiaans, Portugees, Occitaans, Reto-Romaans, Roemeens en Spaans. De verspreiding van sommige Romaanse talen naar andere delen van de wereld, met name het westelijk halfrond, begeleidde de kolonisatie en de opbouw van rijken van de moederlanden van deze talen, met name Spanje, Portugal en Frankrijk.

Heel de Romaanse talen stammen af van het Latijn (zie Latijnse taal en de tabel Taalverhoudingen tussen Romaanse talen). Ze worden Romaanse talen genoemd omdat hun moedertaal, Latijn, de taal van de Romeinen was. De verscheidenheid aan Latijn die hun gemeenschappelijke voorouder was, was echter niet klassiek Latijn, maar de gesproken of populaire taal van alledaags gebruik, waarvan wordt aangenomen dat deze in de tijd van het Romeinse Rijk sterk verschilde van klassiek Latijn. Deze volkstaal, bekend als Vulgair Latijn, werd door soldaten en kolonisten in het hele Romeinse rijk verspreid. Het verdreef de moedertaal van bepaalde veroverde Europese volkeren, hoewel het ook werd beïnvloed door hun lokale spraakgebruik en door de taalkenmerken van kolonisten en later van indringers. Na de val van het West-Romeinse rijk was er een zekere regionale isolatie. Germaanse invallen vanuit het noorden hadden een verder verstorend effect, en vulgair Latijn werd aldus gedifferentieerd in lokale dialecten, die mettertijd evolueerden naar de individuele Romaanse talen.

Vanwege hun gemeenschappelijke bron hebben de Romaanse talen veel vergelijkbare kenmerken, zowel in grammatica als in woordenschat. De verschillen tussen hen zijn eerder fonetisch dan structureel of lexicaal. Zelfs als de Romaanse talen grammaticaal verschillen van het Latijn, vertonen dergelijke veranderingen vaak een gedeelde parallelle ontwikkeling ten opzichte van de moedertaal. Hoewel het Latijn bijvoorbeeld drie grammaticale geslachten had (mannelijk, vrouwelijk en onzijdig), hebben de individuele Romaanse talen er slechts twee (mannelijk en vrouwelijk). Bovendien hebben alle Romaanse talen behalve het Roemeens het Latijnse schema van zes verschillende naamvallen voor het zelfstandig naamwoord geschrapt, met behoud van slechts één naamval. Als gevolg hiervan worden de grammaticale relaties van woorden voornamelijk verduidelijkt door voorzetsels en woordvolgorde in plaats van door verbuigingen, zoals in het Latijn. Aan de andere kant hebben werkwoorden in de Romaanse talen een sterk ontwikkeld vervoegingssysteem behouden, geërfd van het Latijn, waarin de verbuigingen persoon en nummer, tijd en stemming duidelijk maken. Zie artikelen over de genoemde afzonderlijke talen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *