Onderzoek naar de persistentie van C-peptide bij type 1 diabetes
Bij het diagnosticeren van diabetes, of het nu type 1 of type 2 is, is een van de belangrijkste factoren waar artsen naar op zoek zijn, de C-peptideniveaus. Traditioneel hebben wetenschappers aangenomen dat lage C-peptideniveaus duiden op diabetes type 1, aangezien het lichaam niet in staat is om voldoende (indien aanwezig) insuline te produceren, terwijl hogere C-peptideniveaus werden geassocieerd met diabetes type 2 omdat het lichaam insuline aanmaakte, maar kon het niet effectief gebruiken.
Een recente studie toont echter aan dat dit misschien niet helemaal juist is. In een grote cohortstudie in Schotland was er een breed scala aan variabiliteit in de persistentie van C-peptiden tussen individuen van verschillende leeftijden en ziekteduur. Personen die ouder waren toen de diagnose werd gesteld en die dicht bij de leeftijd van de diagnose waren, hadden hogere C-peptideniveaus dan degenen die adolescenten waren toen de diagnose werd gesteld en die al langere tijd met de ziekte leefden. Wetenschappers denken dat dit erop kan wijzen dat er meerdere genetische netwerken zijn die het risico op diabetes beïnvloeden.
De bevindingen toonden ook aan dat vergelijkbare C-peptideniveaus aanwezig kunnen zijn bij personen met type 1-diabetes die op volwassen leeftijd beginnen en die niet onmiddellijk insulinebehandeling als bij degenen bij wie diabetes type 2 werd vastgesteld. Veel mensen met hogere C-peptideniveaus hebben ook verhoogde hoeveelheden pro-insuline, een prohormoon-voorloper van insuline. De cellen reageren echter niet op primaire stimuli, wat zou kunnen betekenen dat ze in een verdoofde toestand verkeren. Als dit het geval is, bestaat de kans dat ze kunnen herstellen en opnieuw een actieve rol kunnen spelen bij de insulineproductie.
De verhouding van pro-insuline tot C-peptide kan ook worden beïnvloed door het genetische risico op diabetes. Zowel genetica als omgevingsfactoren kunnen een rol spelen bij schade aan bètacellen en hun vermogen of onvermogen om insuline te produceren.
Deze studie daagt eerdere inzichten uit over de verschillen in type 1- en type 2-diabetes als het gaat om diagnose en behandeling. De mogelijkheid bestaat om de bètacelfunctie van de pancreas te stimuleren bij personen met diabetes type 1, afhankelijk van hun niveaus van pro-insuline, insuline en C-peptide.
Diabetes Research Connection (DRC) is geïnteresseerd om te zien hoe dit kan van invloed zijn op de toekomst van de diagnose en behandeling van diabetes. Het zou zeker de weg kunnen banen naar meer diepgaande onderzoeksmogelijkheden, en de DRC biedt cruciale financiering om dit soort initiatieven te ondersteunen. Wetenschappers in het begin van hun carrière kunnen tot $ 75.000 van de DRC ontvangen om nieuwe onderzoeksprojecten op het gebied van diabetes type 1 uit te voeren. Ga voor meer informatie naar http://diabetesresearchconnection.org.