Habitat en aanpassing
Elk organisme heeft een uniek ecosysteem waarin het leeft. Dit ecosysteem is zijn natuurlijke habitat. Hier wordt voldaan aan de basisbehoeften van het organisme om te overleven: voedsel, water, beschutting tegen het weer en een plek om zijn jongen te fokken. Alle organismen moeten zich aanpassen aan hun leefgebied om te kunnen overleven.
Dit betekent zich aanpassen om de klimatologische omstandigheden van het ecosysteem, roofdieren en andere soorten te overleven die strijden om hetzelfde voedsel en dezelfde ruimte. Een aanpassing is een modificatie of verandering in het lichaam of gedrag van het organisme waardoor het kan overleven. Bekijk de links die hier worden gegeven om meer te weten te komen over habitats en hoe verschillende planten en dieren.
Een dier kan zich aanpassen aan zijn habitat in verschillende manieren. Het kan een fysieke of structurele aanpassing zijn, net zoals de ledematen van vogels zijn veranderd in vleugels of de manier waarop de cheeta is gevormd om met hoge snelheid te rennen.
Het kan te maken hebben met de manier waarop het lichaam werkt tijdens het circuleren en ademhaling, bijvoorbeeld de kieuwen die vissen hebben, waardoor ze water kunnen inademen. Of het kan de manier zijn waarop het dier zich gedraagt, of het nu op jacht is naar voedsel, snel rent om roofdieren te ontwijken of naar andere plaatsen trekt om te eten of te overleven. meer over verschillende soorten aanpassingen bezoek de link.
De omgeving van een dier bestaat uit veel verschillende dingen. Het klimaat, de soorten voedselplanten die erin groeien, andere dieren die roofdieren of concurrenten kunnen zijn – het dier moet leren zich aan al deze factoren aan te passen om te overleven. Met toenemende bevolkingsgroei en menselijke activiteit die de natuurlijke habitat verstoort, moeten dieren leren zich ook aan dit soort bedreigingen aan te passen.
Dieren in het wild kunnen alleen leven op plaatsen waaraan ze zijn aangepast. Ze moeten de juiste habitat hebben waar ze het voedsel en de ruimte kunnen vinden die ze nodig hebben. Bezoek de link voor een kort overzicht van hoe dieren zich aanpassen aan hun leefomgeving.
Wist je dat dieren zichzelf camoufleren zodat ze zich kunnen aanpassen aan hun omgeving? Aanpassing kan dieren beschermen tegen roofdieren of tegen barre weersomstandigheden. Veel vogels kunnen zich verstoppen in het hoge gras en onkruid en insecten kunnen van kleur veranderen om op te gaan in de omgeving. Dit maakt het moeilijk voor roofdieren om ze op te zoeken voor voedsel.
Sommige dieren, zoals de appelslak, kunnen overleven in verschillende ecosystemen, van moerassen, sloten en vijvers tot meren en rivieren. Het heeft een combinatie van longen en kieuwen die zijn aanpassing aan leefgebieden met zuurstofarm water weerspiegelt. Dit is vaak het geval in moerassen en ondiepe wateren. Om meer te weten te komen over hoe de appelslak in verschillende habitats kan overleven, bezoek de link.
In het barre koude klimaat van Alaska hebben de dieren geleerd zich aan te passen aan het weer door voedsel op te slaan in hun lichaam en zichzelf te beschermen tegen de kou met dik bont. Menselijke bewoners in Alaska hebben ook geleerd om met het milieu om te gaan door schuilplaatsen te bouwen die de warmte isoleren en vasthouden, maar die de structuur niet laten smelten. Ga voor meer informatie naar deze website.