Bartending school
Bartending is een beroep sinds de Romeinse tijd. Tot 1700 was er geen behoefte aan een bartending-school, omdat alcohol alleen uit bier, wijn en bier bestond in plaats van uit mixdrankjes. De eigenaren van bierhuizen en tavernes schonken zelf alcohol en trainden zelf nieuw bedienend personeel.
Na de intrekking van het verbod in 1933 werden zelfstandige bars en bars in restaurants heropend en moesten bedrijven barmannen inhuren massaal. Het was voor een individuele barman niet langer mogelijk om de nieuwe arbeiders op te leiden, en daarom werden voor het eerst bartenderscholen opgericht. Volgens een korte nieuwsfout in Reading Eagle uit 1934, “schieten de barmanscholen een tijdje terug als paddestoelen uit de grond in het landhuis van de Tom Thumb-golfbanen”. Een school bood een “drie weken durende cursus aan in het rudimentair mengen van dranken, waarbij de meervoudige brouwsels van vóór het verbod werden gevormd”. De lessen bestonden uit periodes van anderhalf uur, vijf dagen per week.
Bartending-scholen waren decennialang populair in verschillende steden in de Verenigde Staten. In 1955 werden banen in dienstverlenende beroepen zoals verpleging en bartending overtroffen werk op de boerderij als de op twee na grootste categorie van werkgelegenheid in de economie.
Universiteiten zoals Columbia en Yale hebben sinds de jaren zeventig bartenderscholen. Meestal werken deze studenten bij studentenverenigingen.